Ik ben dan geen moeder, maar moe ben ik wel. Flauwe mop, ik weet het. Maar wat kan je ook verwachten van iemand die moe is?

Moe

Laat me even duidelijk zeggen: ik ben moe, maar niet “het leven” moe. Soms ben ik “het” allemaal even moe, omdat mijn krachtjes even aangevuld moeten worden, dat zeker. En dat ik geen moeder ben, dat is voer voor een andere blog. Maar ik dwaal af.

Iedereen is moe deze dagen. Het staat lekker fancy en heel belangrijk om naast drukdrukdruk ook moe te zijn, lijken sommigen wel te denken. Maar er zijn gradaties in moe zijn.

Soorten moe

Ken je dat, zo dat gevoel van zalig moe zijn na een hele dag in de buitenlucht geweest te zijn, aan zee of op wandel? Dat is het soort moe waar je van weet: dit gaat heerlijk slapen worden vannacht. Hoe raar het ook klinkt: het is bijna een verkwikkend soort moeheid, waar je deugd aan hebt. Want het herinnert je aan de buitendag, aan de sportieve inspanningen, aan het werk dat je verzette die je deed die dag? Dan is er de mentale moeheid, die en doffe sluier over het leven legt en loodzwaar op een mens kan wegen.

Overtreffende trap van moe

De vermoeidheid waarover ik spreek is van de fysieke soort. Ik moet toegeven dat ze op haar ergst mij beangstigt en het zaak is me te kalmeren. Want het voelt echt niet goed dan. Sowieso woont de vermoeidheid al jaren in mijn lichaam. Het lijkt alsof ik nooit meer boven water ga komen. Wat is dat, uitgerust zijn? Al van in de ochtend voel ik de keel, de ogen, het forceren van mezelf doorheen de mist van vermoeidheid. Ze doet pijn ook. Op goeie dagen kan ik er vlotter doorheen, maar om een normale dag te leiden als een ander, dat zit er al jaren niet meer in.

Stress

Ik word almaar meer moe, ik vermoed omdat het natuurlijk opbouwt: het is een proces dat van jongs af aan al bezig is. Jawel, met periodes waarin het ietsje beter is dan andere, dat wel, maar de baseline wordt steeds minder fit en een beetje meer versleten. Ik denk dat het onbewust een constante stressfactor is in mijn leven. Leven is forceren. En dan nog lijkt het voor de buitenwereld alsof ik weinig “doe”. Maar zelfs dat weinige gaat met forceren gepaard. Supergraag leven en het leven zwaar vinden kunnen perfect samen bestaan.

Heldin

Net daarom is het zo erg genieten en megadankbaar zijn voor wat ik nog kan en doe, grootse kleine dingetjes als de was zelf doen, mijn haar kunnen wassen, een beetje tekenen. (Ja, zo klein is groots leven) Net omdat het me telkens wijst op het wonder dat een lichaam is. Het mijne alvast, ik kan niet voor het uwe spreken uiteraard. Hoe vaak denk ik niet “Ik zou het niet kunnen hoor!” of “Hoe straf is dat lijf van mij toch!” Het is zeker de heldin uit mijn verhaal. Het is alsof ik voor elk taakje eerst door een diep moeras moet waden. Gaat onze heldin het halen? En als ik dan mezelf met een grondige kattenwas in plaats van een uitgebreide spa heb opgefrist denk ik “Ik heb het gehaald! Ik leef nog!”. In een gebaar van victorie gaan beide armen in de lucht terwijl het publiek enthousiast joelend rechtveert. Want de heldin deed het weer!

Hoe lang nog?

Maar toch is er soms een stemmetje in mij dat niet bang wil maken, maar toch vraagt: “Hoe lang kan ik dit zo volhouden?”. Om dan plots een dag te hebben waar ik een beetje verder dan anders kan stappen. (Niet ver voor jou, wel voor mij) Hoe dan? Veerkracht, het is een onbegrijpelijk ding.

Wens

Ik heb een wens: Ik zou graag willen leven zonder dat onderhuidse stressorke called “moe”. Ik wil nog wel moe zijn, maar dan in de goede betekenis als het kan. Daar vecht ik voor. Elke dag. Want op een of andere manier is en blijft het allemaal zeer de moeite.